LANGZAAM SCHIP


dat, op een dag, mijn vriendin een vriendje zal hebben,
daartegen moet ik mij wapenen.

vermits de zon,
die als een sinaasappel brandt over de aarde,
diezelfde dag zal branden
ook op het gele beddengoed
van zij met die magere vreemdeling,
zij en die vreemde nieuweling
- door mijn eigen schuld.

als enige
fatsoeneerde dat meisje mij,
en zorgde voor mij als geen ander.

en dat zal mij ontvallen -
dat gaat mij ontglippen,
ik weet het.

stuur heen dat eenzame schip
van zeventien zeilen van zilver deze nacht!
achter een regenboog die niemand ziet.

ach, trage boot.
o jammerlijke visserssloep...